Kerkhof

Vanaf de ingebruikname van de kerk in 1652 werden de terreinen ten noorden en ten zuiden van de kerk ingebruik genomen als begraafplaats. In de kerk werden direct al grote zerken geplaatst, zoals vandaag de dag nog te zien is. De oudste zerk in de kerk dateert uit de stichtingstijd. Tot 1814 werd begraven in de kerk.

Omdat in De Bilt geen andere begraafplaatsen waren ligt het in de veronderstelling dat ook andere ingezetenen dan die met het Hervormde geloof hun laatste rustplaats vonden op het kerkhof. Zeker tot 1818 was er in de buurt geen katholieke begraafplaats. In dat jaar werd in Utrecht, buiten de Wittevrouwenpoort, een katholieke begraafplaats aangelegd. In 1894 kreeg De Bilt zelf een katholieke begraafplaats, achter de in dat jaar gebouwde Michaëlkerk.

Begraven rond de kerk

Vooral in de 18de en begin 19de eeuw werden op het kerkhof van De Bilt vele rijke Utrechtenaren begraven. Dit had voornamelijk te maken met het feit dat er in grote steden steeds meer bezwaren ontstonden tegen het begraven in kerken en binnen de bebouwde kom. Geleerden, predikanten en medici lieten zich zeer bewust begraven op het "open" kerkhof in De Bilt. Op het grafmonument van de doopsgezind predikant Marten Schagen staat bijvoorbeeld in het Latijn te lezen dat hij zijn graf onder de blote hemel verkoos om de levenden niet te schaden. Begin 19de eeuw was het kerkhof ruim voorzien van bomen en ander groen. Veel hiervan werd gekapt, waaronder in 1831 41 iepen! Hoewel De Bilt in 1829 meer dan 1000 inwoners had mocht men het kerkhof toch blijven gebruiken. Daartoe moest de gemeente wel een brief richten aan de Koning om onder de verplichting uit te komen om een nieuwe begraafplaats aan te leggen buiten de bebouwde kom. De regels voor het gebruik van het bestaande kerkhof werden wel aangescherpt en ook werd het kerkhof onder beheer van de gemeente gebracht. Elke burger van De Bilt kon derhalve een plaats krijgen op het kerkhof, ongeacht zijn gezindte. Later werden de regels voor het kerkhof nog strikter, waarschijnlijk als gevolg van de Begraafwet van 1869. Vanaf 21 december 1870 werd het begraven op een aantal delen van het kerkhof verboden. Dit betrof een strook langs de Dorpsstraatzijde en een strook langs de Kerksteeg, het dichtst bij de omringende huizen. In de buurt van de bewaarschool moest een afstand van 35 meter in acht worden genomen.

"Sluiting" van het kerkhof

Dat de situatie op het kerkhof verre van ideaal was besefte de gemeente maar al te goed. In 1899 werd daarom een weiland aangekocht aan de 1e Brandenburgerweg om daar een nieuwe gemeentelijke begraafplaats aan te leggen. Deze begraafplaats werd in september 1900 in gebruik genomen. In juli van dat jaar had het College van B&W bij Gedeputeerde Staten van Utrecht al verzocht om sluiting van het kerkhof. Feitelijk was het geen echte sluiting want de rechthebbenden van eigen graven en grafkelders mochten hun recht tot begraven gewoon blijven gebruiken. In de 20ste eeuw is daarvan diverse malen gebruik gemaakt, voor het laatst nog in 1988. Sinds 1900 heeft het kerkhof diverse wijzigingen ondergaan. Zo verdween in 1963 een uit 1861 daterend baarhuisje dat vlakbij de noordwesthoek van het kerkschip stond. In 1965 werd langs de Burgemeester de Withstraat een strook van ongeveer 7 meter verkocht aan de gemeente ten behoeve van parkeerplaatsen. Verder verdween in 1966 bij de werkzaamheden ook nog eens het oude baarhuisje dat in het midden van het noordelijke deel van het kerkhof stond.

Anno 2003

Vandaag de dag ligt de kerk als een verstild eiland op het kerkhof tussen de grotendeels 19de en 20ste eeuwse bebouwing. Aan drie zijden wordt het kerkhof door een eenvoudig smeedijzeren hekwerk afgesloten van de omgeving. Aan de Dorpsstraat ligt de voormalige hoofdingang, een sierlijk dubbel hekwerk tussen geblokte hekpijlers, elk bekroond met een hardstenen bol. Hoog opgaande gemengde begroeiing van taxus, rododendron, eik en es onttrekt het kerkhof deels aan het zicht. Achter deze ingang strekt zich een breed grindpad uit dat langs de toren van de kerk doorloopt naar de ingang aan de Burgemeester de Withstraat. Hier vinden we een eenvoudig ijzeren hekwerk. Het zuidelijke deel van het kerkhof heeft veel weg van een parkje met strakgeschoren gazon en enkele coniferen. Een klinkerpad loopt over dit deel naar een zij-ingang van de kerk. Het noordelijke deel van het kerkhof oogt het meest authentiek. Hier ligt, enigszins verhoogd, een grasveld met daarin enkele tientallen grafmonumenten. Twee monumentale kastanjes resten in de noord-oosthoek van het kerkhof.

Van de in totaal negentig grafmonumenten die nog te vinden zijn op het kerkhof staan of liggen er 73 aan de noordzijde en 17 aan de zuidzijde. Op het noordelijke deel zijn veel grafkelders te vinden, waaronder een aantal van zeer aanzienlijk formaat. De grafkelders bestaan meestal uit een tot enkele tientallen centimeters boven het maaiveld opgemetselde bakstenen kelder waarop een eenvoudige hardstenen zerk is geplaatst.

In 1994 werd het kerkhof geïnventariseerd door een lokale werkgroep met behulp van de inventarisatiehandleiding van Vereniging de Terebinth. Alle bestaande grafmonumenten werden in kaart gebracht, gefotografeerd en de tekst werd overgenomen. De werkgroep trok de conclusie dat tussen het begin van de 20ste eeuw en 1994 zeker 114 grafmonumenten waren verdwenen. Dit concludeerde men aan de hand van een getekende kaart uit 1902. Het is evenwel mogelijk dat de kaart bedoeld was om grafrechten aan te geven en niet alleen grafmonumenten. Maar hoe het ook zij, er zal hoe dan ook veel veranderd en verdwenen zijn. Op de nog resterende grafmonumenten vinden we bekende namen als Strick van Linschoten, Van Boetzelaer en De Heus. Ook vinden we veel namen van hoogleraren, predikanten en burgemeesters. Eén van de meest in het oog lopende monumenten is dat van familie De Heus die de buitenplaats De Sluishoef bewoonden. De forse grafkelder wordt omgeven door een groot smeedijzeren hek op een hardstenen plint. Binnen het hek verheft zich een grote bakstenen roef die aan de voorzijde wordt afgesloten door een hardstenen front. Daarin is nog net een stukje van een stalen deur te zien. De rest van de deur en de trap die naar de deur leidt, wordt aan het oog ontrokken door een golfplaten dakje dat inwatering van de kelder moet voorkomen. De kelder is afgedekt met zinken golfplaten die nog niet zo lang geleden zijn aangebracht. Hoe de kelder er van binnen uitziet laat zich raden. Opvallend op het zuidelijke deel van het kerkhof zijn nog de tientallen eenvoudige grafpaaltjes die hier achteloos tegen de kerkmuur geplaatst zijn. Grotendeels 19de eeuws en zelfs deels 18de eeuws vormen zij waarschijnlijk het overblijfsel van de armere graven op het kerkhof.

Vanaf 2005 zal het kerkhof worden gerestaureerd.

Status: gemeentelijk monument

Bron: de website www.dodenakkers.nl tekst geschreven door Leon Bok 2003 Indien u meer informatie wilt over begraafplaatsen in Nederland dan kunt u de genoemde site raadplegen.